Latijns Amerikaanse volksliedjes werden over het algemeen uitgevoerd in peñas en clubs, met name in het midden van de 20e eeuw, speciaal in de Andes-regio. Daarvandaan vonden ze verdere verspreiding, als deel van de behoefte tot zelf-erkenning van de Indiaanse en Mestizowortels van de uitvoerenden. Dit proces droeg bij aan de opbouw van een nationale identiteit die in staat was grenzen en ook sociale barrières te overschrijden, en als het ware de omtrek aan te duiden van een groot continentaal “homeland”.
Deze nieuwe versie van de Misa Criolla is geproduceerd ter ere van de 50e verjaardag van haar ontstaan in 1964. Componist Ariel Ramírez (Argentinië, 1921-2010) werd geïnspireerd om het werk te componeren door het verhaal van twee Duitse nonnen die met risico voor eigen leven mensen redden uit de handen van de Nazi’s. Maar het heldendom van deze nonnen is niet de voornaamste reden voor de wereldwijde faam van dit werk. De populariteit ervan buiten de grenzen van Argentinië is vooral gebaseerd op politieke ontwikkelingen van ná de Tweede Wereldoorlog.
Klaagliederen over de genocide tegen de Indiaanse en gaucho bevolking, te samen met de extreme armoede en het harde leven op platteland en in de bergen, inspireerden volksbewegingen in die periode, waarbij de creoolse muziek soms als een strijdwapen werd gehanteerd. Politiek verzet en de ideologische opkomst van linkse bewegingen in een continent vol sociale twisten, werden zowat van de kaart geveegd door politieke en economische krachten die in de periode van militaire dictaturen in Latijns Amerika zo’n half miljoen vermoorde, gemartelde of verdwenen mensen op hun geweten hadden.
Dat leidde weer tot een enorme golf van politiek vluchtelingen richting Europa in de jaren ’70 van de vorige eeuw. Latijns Amerikaanse muziek werd daar een soort symbool van en kwam steeds meer in de mode. De Misa Criolla werd oorspronkelijk uitgevoerd door lokale koren, begeleid door gespecialiseerde musici, die als politieke ballingen, via de muziek in hun levensonderhoud voorzagen. Het stuk werd beschouwd als een van de meest emotionerende voorbeelden van het Latijns Amerikaanse repertoire, representatief ook voor het verzetsgeluid tegen de dictaturen. Het was nauw gerelateerd aan de bevrijdingstheologie, een beweging die ervan uitgaat dat het hemels paradijs onmogelijk is zonder sociale rechtvaardigheid op aarde.
Ramírez had oorspronkelijk de bedoeling een eenvoudige gebedsdienst voor de nonnen te schrijven, en verzocht daarom de priesters Antonio Catena, Alejandro Mayol en Jesús Gabriel Segade om de woorden uit de katholieke mis te vertalen en aan te passen. De eerste versie die werd opgenomen dateert uit 1965, met deelname van de destijds vooraanstaande Argentijnse groep Los Fronterizos, de charanga-speler Jaime Torres en de koorzangers van de Socorro-basiliek (o.l.v. Segade). De stijl van de mis is duidelijk geënt op het brede framewerk van de Latijns Amerikaanse volksmuziek. Daarbij zijn de dramatische elementen van dat populaire genre aan de koorzang toegevoegd. Mogelijk heeft juist het dóórklinken van die oorsprong zo bijgedragen aan het opwekken van sterke emoties bij het publiek.
Ariel Ramírez heeft erop geïnsisteerd dat dit werk niet als een strikte “katholieke” boodschap zou worden gezien, maar eerder als een expressie van universeel gevoel, gekoppeld aan het verlangen naar vrede dat in elke cultuur in deze wereld bestaat.
Música Temprana voegde aan de Misa Criolla een aantal opnamen toe van villancicos uit de 18een 19e eeuw, om te laten zien hoe de Misa teruggrijpt op wortels in oude muzikale en culturele tradities. Deze stukken (meest van onbekende componisten) zijn evenzeer expressies van spontane volksdevotie uit het verleden van Latijns Amerika.